Hoofdstuk 12
______________________________________________________________________
Geschiedenis van het Spiritisme
Sir Arthur Conan Doyle: "Spiritisme is
een religie voor hen, die van zichzelf vinden dat ze buiten alle andere
religies staan".
Het woord "spiritisme" is afgeleid van
het Latijnse woord "spiritus", dat "ziel" of "ademtocht" betekent. De
filosofie achter het spiritisme is, dat wij na ons lichamelijke leven
verdergaan als geest in andere dimensies.
Wanneer is dit geloof of deze filosofie
nu in de geschiedenis der mensheid ontstaan? Lang voordat er geschreven
berichten over waren, heeft de mens blijkbaar al geworsteld met het
vraagstuk: Waarom leven wij en wat gebeurt er na onze dood? De oudste
indirekte bewijzen dateren van 350.000 jaar geleden. In Atapuerca
(N.Spanje) heeft men het eerste bewijs tot nu toe van een
"begrafenis-rite" ontdekt. In een diep graf uit deze"oertijd"waren 27
personen op liefdevolle wijze begraven, gerangschikt en voorzien van de
alleroudste bekende grafbijgave: een vuurstenen bijl (destijds het
belangrijkste gereedschap). Blijkbaar achtte men het noodzakelijk de dode
te voorzien van dit "overlevingsinstrument" op zijn reis naar het
hiernamaals. Men kan daaruit enigszins opmaken dat de oermens al op een of
andere manier een besef had van een soort "voortleven na de dood"(waarom
anders een grafbijgave?).
Ook de in onze ogen "primitieve"
Neanderthalers begroeven hun doden met veel zorg en liefde. Vaak smeerden
ze hen in met "rode oker" en legden halskettingen en wapens naast of op de
dode, klaarblijkelijk symbolisch bedoeld voor zijn reis naar "de andere
wereld". De rode oker was waarschijnlijk een symbool van leven of
levenskracht, m.a.w. "verder leven", en duidt ook op een geloof in een
voortbestaan.
Wanneer dit "geloof" van onze primitieve
voorouders voor het eerst in de menselijke evolutie is ontstaan is
onbekend. Het gebruik van "symbolische handelingen" is al een immense stap
vooruit in de ontwikkeling van intelligentie. Maar wellicht stammen deze
diepliggende gevoelens nog uit onze verre wortels in het "dierenrijk". Zo
is van olifanten b.v. bekend dat zij met enige regelmaat de plek bezoeken
waar de skeletten van hun overleden dierbaren liggen, daar een tijdje
blijven en dan weer vertrekken... Een oud "begrafenisgebruik" onder dieren
(?), zoals wij mensen ook een bezoek brengen aan begraafplaatsen om onze
dierbaren de laatste eer te bewijzen?
Spiritisme in de
oudheid
In de tijd van de allereerste geschreven
berichten is het vooral de oud-Egyptische religie, die het meeste met het
hiernamaals bezig was. Geloof in het leven na de dood was een soort
staatsreligie. De oude Egyptenaren wisten bijzonder veel over het
hiernamaals, zoveel dat hun gehele cultuur in het teken stond van dit
"leven na de dood". Zo kende men zelfs plattegronden van het hiernamaals,
b.v. in het "Boek der Twee Wegen naar Rosetau".
De Egyptenaren kenden 5 stadia van de
ziel of "geest". Het aardse lichaam werd "ha" genoemd, dat na de dood
gemummificieerd werd. Na de lichamelijke dood kwam als eerste "geest-vorm"
naar buiten de "ka", die werd gesymboliseerd door twee armen met handen,
die uit het hoofd van de overledene naar boven staken. De ka was de
"dubbelganger" van de mens, die in geestvorm als twee druppels water leek
op zijn lichaam.
Tegelijkertijd met de "ha" was ook de "ka" gemaakt door de God Khnoem als
twee identieke vormen. Aan de "ka" werd ook geofferd door de nabestaanden;
dit was de meest aardse geest. Daarnaast kenden ze de "ren", een soort
gedachtenvorm van de overledene. Het bestond uit zijn naam, die hem bij de
geboorte was gegeven. De "shoet" was de zwarte gedaantevorm, de
schaduwkant van de ziel. Na de"ka"-fase kon de geest van de overledene in
de vorm van de "ba" wegvliegen als een soort vogel. Deze ba werd
voorgesteld als een vogel met het gezicht van de overledene. In deze
"ba-fase" was de geest dus al meer van de aarde verwijderd. Het verst
verwijderd was de "akh", hetgeen "schijnen, stralen" betekent. Dit was de
zuivere lichtvorm van de geest, die op de God der "Wijsheid" Thoth leek.
Dat de Egyptenaren ook in reincarnatie
geloofden kan men indirekt aantonen. Helaas zijn alle geschriften daarover
bij de grote brand van de bibliotheek in Alexandrië vernietigd (de Griekse
historieschrijver Herodotus bevestigde dat zij in reincarnatie geloofden
en de Egyptische priester Manetho noemde een aantal van 36.525
papyrusrollen, die hierover zouden hebben bestaan!). Het was de Egyptische
God van de Wijsheid Thoth-Hermes die aan de wortels van het
z.g."Hermetisme" heeft gestaan. Deze Hermetische werken verkondigen het
volgende: "de ziel migreert van gedaante naar gedaante, de "huizen" van
deze pelgrimstocht zijn menigvuldig". De Griekse filosoof en wiskundige
Pythagoras, die door Egyptische priesters "geinitieerd" was, onderwees de
doctrine van reincarnatie, van de transmigratie der ziel door
verschillende incarnaties. Hij wist b.v. van zichzelf dat hij minstens
vijf levens had gehad, een daarvan als de visser Pyrrhus en een als de
krijger Euphorbus. Pythagoras verkondigde tevens de theorie dat het ook
mogelijk zou kunnen zijn dat sommige mensen weer incarneerden in een dier
of omgekeerd (als men in dit verband aan de akties van sommige
"psychopaten" denkt, dan zou deze theorie wellicht aannemelijk kunnen
klinken!).
In de Oudheid waren paranormale
"orakels" een veelgebruikte manier om informatie over de toekomst te
krijgen via de uitspraken van priesters of priesteressen, die mogelijk
ofwel "helderziend" waren, of als een "medium" in contact leken te staan
met overledenen (necromantie). In Egypte kende men het beroemde orakel van
Amon in de Siwa-oase, waar zelfs Alexander de Grote naar toe reisde om een
"voorspelling" te vragen. Maar bedrog was er ook op dat gebied; een aantal
Egyptische tempels bezaten geheime ruimtes, waar priesters een stem van 'n
overledene konden "nabootsen". In het oude Griekenland kende men een
soortgelijk orakel: dat van Delphi, waar een "pythia" of orakelpriesteres
in trance ging en zo geesten opriep of helderziende waarnemingen deed. Dat
gebeurde meestal rond het middernachtelijk uur, bij een put met vuur.
Naast Pythagoras hadden ook andere
Griekse wijsgeren een uitgesproken filosofie over de het hiernamaals en de
menselijke "geest". Socrates beschikte zelf over paranormale en
precognitieve talenten. Zijn leerling Plato, de bekende filosoof, erkende
de pre-existentie van de ziel (de "nous"), die de dood overleefde en
steeds nieuwe testen moest ondergaan door reincarnatie. De Griekse
filosoof Empedocles schreef: "Ik was eens jongen én meisje, vogel en vis
in het water. De natuur laat alles veranderen en kleedt de zielen steeds
in nieuwe tunieken van vlees en bloed, huizen voor de zielen der
mensheid". Hij was daarmee ook ver vooruit op de evolutietheorie van
Darwin. Democritus geloofde niet in geesten, maar verkondigde wel dat
alles, dus ook de ziel bestond uit de allerkleinste deeltjes. Deze
"atomos"waren eeuwig en konden niet worden vernietigd.
Bekend is verder het verhaal van
Homerus: de Odysseus, waarin een tocht door de "Hades" (dodenwereld of
onderwereld) wordt beschreven, door middel van "necromantie"van
de"pythia"Circe. Soortgelijke verhalen vindt men later terug bij de
Romeinse schrijver Virgilius en Dante Alighieri. De Grieken kenden evenals
de Egyptenaren in het hiernamaals verschillende gebieden, zoals de
"acheron", het gebied van de pijn, waar rusteloze, verloren zielen
vertoefden. De "hades" was omgeven door water en na het overlijden moest
men met de veerman "Charon" de rivier de "Styx" worden overgezet. Deze
veerman moest men betalen, een z.g. "obolos". Vandaar de gewoonte om de
doden een muntje in de mond mee te geven. Men kende ook de"cocytus", de
"rivier der kreunen" en de "phlegethon", de rivier van vuur, de "lethe" of
de rivier van de vergetelheid. De hond met drie koppen "Cerberus" zorgde
ervoor dat overledenen wel naar binnen konden, maar niet meer terug.
Hoewel de Romeinen veel
materialistischer waren, hielden zij zich ook soms bezig met paranormale
zaken. Zo gebruikten zij de oudste vorm van een z.g. "kruis- en
bordséance" (ouija-bord) en benutten daarvoor een soort pendel in de vorm
van een gouden ring, die ze boven een schaal met ingegrifde
alfabet-letters hielden. Op deze wijze zou volgens Marcellinus in het jaar
371 juist zijn voorspeld wie de opvolger van keizer Valens werd. Daarop
werden de letters "THEOD" aangegeven en het werd inderdaad Theodosius I,
waarvan niemand had vermoed dat hij het zou worden!
In 150 v.Chr. namen de Romeinen een wet
aan, die erop toezag dat er geen enkele wet meer zou worden aangenomen,
zonder een consult van een orakel. De filosoof en staatsman Cicero schreef
in 44 v.Chr. het boek "de divinatione", waarin hij het verschijnsel
precognitie onder de loep neemt. Hij vraagt zich daarin af of
voorspellingen wel nut hebben, omdat het lot waarschijnlijk toch al van
tevoren vastligt. Daarmee loopt hij vooruit op de latere
parapsychologische "interventie-paradox" (zie in dit verband hoofdstuk 6:
FILOSOFIE ACHTER EVP) De Romeinen kenden verder 4 soorten geesten: de
lares, lemures, larvae en de manes. Lares en manes waren volgens Cicero
goede geesten. Op de 18e en 21e februari hadden de Romeinen
"feestmaaltijden" om de goede geesten van hun voorouders te herdenken
(manes di parentes). De lemures of larvae waren geesten die geen rust
konden vinden vanwege een traumatische doodservaring en ongelukkig aan de
andere kant waren.
De Romeinse dichter Virgilius beschrijft
in zijn "Aeneid" de tocht van Aeneas door de dodenwereld ("Hades" of
onderwereld), op zoek naar zijn overleden vader. Hij wordt door de veerman
Charon overgezet over de Styx, de rivier die de aarde van de dodenwereld
scheidt en belandt dan in de verschillende gebieden van het hiernamaals.
Eerst ziet hij de geesten van overleden kinderen en onwetenden, vervolgens
passeert hij de ongelukkige zielen van zelfmoordenaars. Dan komt hij langs
de "treurvelden"" (lugentes campi), waar ongelukkige liefdes verblijven.
Uiteindelijk belandt hij in het Elysium, de Elyseese velden van overvloed
en geluk, waar iedereen danst en zingt. Daar ontmoet hij uiteindelijk zijn
vader Anchises. Interessant is dat deze beschrijving uit de verre Oudheid
verrassend overeenkomt met de uitkomsten van modern EVP-onderzoek...
De ontdekking van de Qumran rollen
("Dodezeerollen") tussen 1947 en 1956 gevonden in grotten bij de Dode Zee,
leverden veel informatie over vroeg-Christelijke denkbeelden en het volk
der Essenen. De Joodse historicus Flavius Josephus schrijft over de
Essenen:"hun doctrine is dat het lichaam vergankelijk is, maar de ziel
ontsterfelijk en eeuwig. Deze zielen bestaan uit zeer subtiele "lucht" en
dalen neer in hun lichaam als een soort gevangenis". Het was de Joodse
filosoof Philo Judaeus uit Alexandrië, die in het begin der jaartelling
schreef: "de lucht is vol geesten (zielen). Zij die het dichtste bij de
aarde staan, komen weer terug in sterfelijke lichamen, omdat ze weer
willen leven. Zij zijn aards en lichamelijk ingesteld. Echter als ze hier
weer in een lichaam wonen en al het sterfelijke om zich heen zien, dan
willen ze terug naar de bron van oorsprong, het hemelse gebied dat hun
vaderland is".
Het Christelijke geloof heeft
daarentegen nooit iets willen weten van "reincarnatie". Weliswaar bestond
in de prille beginfase van het Christendom de stroming van het
"Gnosticisme"(gnosis=wijsheid). Deze gnostici hechtten geen waarde aan
"geloven", maar aan "kennis". Pas onlangs ontdekte men nog het evangelie
van Judas, eveneens op gnosticistische basis geschreven. Het grootste
verschil met de Christelijke doctrine is dat de gnostici geloofden dat er
twee Goden waren: een God, die zich met de aarde en haar chaos bemoeide
(de God van het Kwaad of de "demiurg") en een God, die veel hoger maar
onzichtbaar was en zich niet bemoeide met de aarde. Het andere verschil is
het geloof in reincarnatie, waarin de gnostici wél geloofden. De laatste
"restanten" van dit Gnosticisme waren de vroeg-Middeleeuwse "Katharen",
die door de eerste Inquisitie in de 13e eeuw werden uitgeroeid.
De donkere
Middeleeuwen
In de Hebreeuwse bijbel wordt gesproken
over een "heks", die d.m.v. een "talisman" (kristal) de geest van de toen
recent overleden profeet Samuel opriep op verzoek van Saul, de koning van
Israël (de heks van Endor). Interessant is dat toen al in dit verband
gesproken werd over een "heks", in plaats van een "mediamiek begaafd
persoon" ofwel "medium". Dit was een eerste aankondiging van de latere
heksenjachten...
Het Christendom kende de driedeling
hemel, vagevuur en hel. Een "reis" door deze drie gebieden vinden we terug
bij de Florentijn Dante Alighieri in zijn "Divina Commedia" (de Goddelijke
Komedie) uit het begin der 14e eeuw. Hij maakt daarin een allegorische en
fictieve tocht door de gebieden van het inferno (hel), purgatorio
(vagevuur, ook wel louteringsberg genoemd) en paradiso (paradijs). Het
aardse paradijs ligt volgens Dante op de top van de louteringsberg (waar
de mensen moeizaam langs omhoog sjouwen) en volgens hem zou de hemel uit 9
sferen bestaan. Dit verhaal van Dante lijkt enigszins op dat van Virgilius
en Homerus.
In de volgende"donkere" Middeleeuwen
werden veel paranormale verschijnselen helaas als het werk van de "duivel"
gezien en werden boeken over dit soort fenomenen door de Inquisitie vaak
"misbruikt" om paranormaal begaafde personen op wrede wijze te liquideren.
De intellectuele wijsgeren van weleer maakten van ongeveer de 15e tot de
18e eeuw plaats voor kortzichtige, paranoïde geloofsfanaten, die een ware
heksenjacht openden op alles wat maar een beetje paranormaal
geinterpreteerd kon worden... In het boek van Ulric Molitor over
"tovenaressen en waarzegsters" (de laniis, 1489), wordt bijvoorbeeld
letterlijk gezegd dat waarzeggen het werk van de duivel is. Dat was ook de
reden dat voorspellingen over de toekomst (precognities) alleen nog maar
konden worden gepresenteerd als z.g."astrologische berekeningen".
Slechts een enkeling, zoals de filosoof
Agrippa von Nettesheim, probeerde het tij nog te keren met zijn objectief
geschreven boek over paranormale verschijnselen "De Occulta Philosophia"
uit 1531, waarin hij vooruitliep op later parapsychologisch onderzoek
betreffende telepathie, precognities, uittredingen, etc. Omdat hij
objectief en niet negatief tegenover deze verschijnselen stond, werd hij
al gauw zelf voor "duivel" uitgemaakt. Nu komt het anno 2008 ook nog
veelvuldig voor dat personen met een 0-percentage aan kennis omtrent
wetenschappelijk parapsychologisch onderzoek nog steeds menen a priori te
"mogen" oordelen over dit soort verschijnselen, maar het is gelukkig
minder "gevaarlijk" als destijds... Een andere filosoof en wetenschapper
uit die periode, Paracelsus, schreef eveneens over geesten, over een
paranormale energie die er zou bestaan en zelfs over hypnose.
Ook andere wetenschappers gingen,
ondanks de doodsbedreigingen van de Kerk, door met onderzoek op
parapsychologisch (of zoals het in die tijd heette:"occult", oftewel"
verborgen"gebied). Zo was daar bijvoorbeeld Dr.John Dee, persoonlijk
adviseur van koningin Elisabeth I van Engeland, filosoof en occultist, die
onderzoek deed naar"geesten". Dit gebeurde in het diepste geheim omdat hij
zijn leven anders absoluut niet zeker was geweest. Het was op 25 mei 1581
dat Dee in z'n geheime dagboek ("Spirituall Diary", Bodleian library)
schreef: "I had sight offered me in chrystallo and I saw!" Daarmee was hij
een der eerste wetenschappers, die d.m.v. een kristallen bol paranormale
waarnemingen deed. Eerst met de "scryer" ("ziener") Barnabas Saul en later
samen met de mediamiek begaafde Edward Kelley experimenteerde hij zowel
met deze kristallen bol, alsook met "mediamieke trances".
Zo kwamen zij naar verluidt in contact
met o.a. de geest van een meisje van 9 jaar ("spirituall girle"), genaamd
"Madimi" en de informatie die zij doorgaf werd in zijn dagboek als
"angelic conversations"opgetekend. Dit contact bleef zo'n 7 jaar bestaan
en verdween toen. John Dee vernoemde zelfs zijn dochter naar deze geest.
Er waren ook andere geesten, die hij de "Enochian angels or spirits"
noemde (naar oude Joodse literatuur). Ook noemde Dee ze in zijn "Libri
Mysteriorum": "aethyren". Soms waren ze volgens Dee "merry and nowghty"
(vrolijk en stout), wat ook wel overeenkomt met EVP-onderzoek. Een andere
interessante parallel met EVP is dat deze geesten in de tijd van Dee soms
zinnen of namen"achterstevoren" uitspraken. Bij EVP constateerde men ook
dit merkwaardige verschijnsel dat goed verstaanbare zinnen soms in
"reverse" kunnen worden beluisterd. Het Spiritual Diary van John Dee is
het oudst bekende, gedocumenteerde onderzoek van mediamieke contacten met
de geestenwereld. Zijn onderzoek werd daarna overigens belachelijk gemaakt
en als het werk van de "duivel" beschreven door de schrijver Casaubon in
1659. Daarna was het lange tijd stil rond het spiritisme...
Totdat in 1745 de filosoof Emanuel
Swedenborg besloot als wetenschappelijke vorser en visionair de wereld der
geesten te verkennen. Hij deed dit d.m.v. dromen, visoenen en
uittredingen. Na de donkere periode der Middeleeuwen staat hij weer aan
het begin van een nieuwe oplevende interesse voor het hiernamaals. In 1758
publiceerde hij daarover het boek "Een Verslag over de Hemel en de Hel,
met alle Wonderlijke Dingen daarin"(De Coelo et de Inferno). In het
voorwoord schrijft hij: "de kerk-mens weet heden ten dage nauwelijks iets
van de hemel, de hel en het leven na de dood".
Dertien jaar lang had hij de wereld aan
de andere zijde kunnen aanschouwen en betreden en hij vond dat de tijd nu
rijp was om de mensheid daarover te informeren. Hij schrijft:"de ziel
betreedt de wereld van de geesten, maar behoudt zijn gevoelens en
gedachten. De geestenwereld is een tussenstadium tussen hemel en aarde.
Het leven daar komt zoveel overeen met het leven op aarde, dat velen niet
eens beseffen dat ze dood zijn. Alle menselijke zintuigen blijven bestaan:
geesten lopen, spreken, slapen en ontwaken als in de vorige wereld".
Swedenborg beschrijft de huizen van de geesten, hun kleding, hun
bezigheden en de manier waarop zij andere, "onwetende" geesten door kennis
geleidelijk "opwaarts" voeren naar een steeds volmaakter bestaan.
Interessant is trouwens de grote
overeenkomst tussen de uitspraken van Swedenborg over het hiernamaals en
de uitkomsten van EVP-onderzoek! In het hiernamaals had Swedenborg veel
bekenden weer ontmoet, "sommigen lang geleden al gestorven, anderen pas
kort". De dichter Goethe liet zich door de boeken van Swedenborg
inspireren tot zijn "Faust".
19e eeuwse hausse
van het Spiritisme
Afgezien van een enkeling zoals G.
Dedekind, die in 1793 een boekje schreef over de "Waarschijnlijkheid dat
Geesten zowel in de buurt van de Levenden zijn alsook op ze kunnen
inwerken", werd er vrijwel geen onderzoek naar gedaan. Wel ontstond in de
18e eeuw het "Magnetisme" of het "Mesmerisme", genoemd naar de arts
Mesmer, die onderzoek deed naar paranormale verschijnselen. Het duurde
echter tot 1848 totdat er een opleving ontstond op het gebied van het
spiritisme.
De Fransman Alphonse Cahagnet
publiceerde in dat jaar zijn spiritistische aantekeningen die hij had
gemaakt met een aantal mediums, waaronder Adèle Maginot. Deze mediums had
hij veel vragen gesteld over het leven en de omstandigheden na de dood.
Zijn 3 boeken heetten "Arcanes de la vie future dévoilés" ofwel "de
geheimen van het toekomstige leven na de dood onthuld": de bezigheden der
ziel na de scheiding van het lichaam. In hetzelfde jaar werden in het
plaatsje Hydesville in Amerika "klopsignalen" gehoord in het huisje van de
gezusters Fox. Op basis van een soort "klopalfabet" kon men in contact
komen met een "geest", die zich Charles Rosma noemde, een marskramer die
in dit huis zou zijn vermoord. In 1904 werd er achter een spouwmuur van
het bewuste huis een skelet ontdekt, met daarnaast een marskramers
koffer...
|