Hoofdstuk 12  ______________________________________________________________________


Geschiedenis van het Spiritisme

Sir Arthur Conan Doyle: "Spiritisme is een religie voor hen, die van zichzelf vinden dat ze buiten alle andere religies staan".

Het woord "spiritisme" is afgeleid van het Latijnse woord "spiritus", dat "ziel" of "ademtocht" betekent. De filosofie achter het spiritisme is, dat wij na ons lichamelijke leven verdergaan als geest in andere dimensies.

Wanneer is dit geloof of deze filosofie nu in de geschiedenis der mensheid ontstaan? Lang voordat er geschreven berichten over waren, heeft de mens blijkbaar al geworsteld met het vraagstuk: Waarom leven wij en wat gebeurt er na onze dood? De oudste indirekte bewijzen dateren van 350.000 jaar geleden. In Atapuerca (N.Spanje) heeft men het eerste bewijs tot nu toe van een "begrafenis-rite" ontdekt. In een diep graf uit deze"oertijd"waren 27 personen op liefdevolle wijze begraven, gerangschikt en voorzien van de alleroudste bekende grafbijgave: een vuurstenen bijl (destijds het belangrijkste gereedschap). Blijkbaar achtte men het noodzakelijk de dode te voorzien van dit "overlevingsinstrument" op zijn reis naar het hiernamaals. Men kan daaruit enigszins opmaken dat de oermens al op een of andere manier een besef had van een soort "voortleven na de dood"(waarom anders een grafbijgave?).

Ook de in onze ogen "primitieve" Neanderthalers begroeven hun doden met veel zorg en liefde. Vaak smeerden ze hen in met "rode oker" en legden halskettingen en wapens naast of op de dode, klaarblijkelijk symbolisch bedoeld voor zijn reis naar "de andere wereld". De rode oker was waarschijnlijk een symbool van leven of levenskracht, m.a.w. "verder leven", en duidt ook op een geloof in een voortbestaan.

Wanneer dit "geloof" van onze primitieve voorouders voor het eerst in de menselijke evolutie is ontstaan is onbekend. Het gebruik van "symbolische handelingen" is al een immense stap vooruit in de ontwikkeling van intelligentie. Maar wellicht stammen deze diepliggende gevoelens nog uit onze verre wortels in het "dierenrijk". Zo is van olifanten b.v. bekend dat zij met enige regelmaat de plek bezoeken waar de skeletten van hun overleden dierbaren liggen, daar een tijdje blijven en dan weer vertrekken... Een oud "begrafenisgebruik" onder dieren (?), zoals wij mensen ook een bezoek brengen aan begraafplaatsen om onze dierbaren de laatste eer te bewijzen?

Spiritisme in de oudheid

In de tijd van de allereerste geschreven berichten is het vooral de oud-Egyptische religie, die het meeste met het hiernamaals bezig was. Geloof in het leven na de dood was een soort staatsreligie. De oude Egyptenaren wisten bijzonder veel over het hiernamaals, zoveel dat hun gehele cultuur in het teken stond van dit "leven na de dood". Zo kende men zelfs plattegronden van het hiernamaals, b.v. in het "Boek der Twee Wegen naar Rosetau".

De Egyptenaren kenden 5 stadia van de ziel of "geest". Het aardse lichaam werd "ha" genoemd, dat na de dood gemummificieerd werd. Na de lichamelijke dood kwam als eerste "geest-vorm" naar buiten de "ka", die werd gesymboliseerd door twee armen met handen, die uit het hoofd van de overledene naar boven staken. De ka was de "dubbelganger" van de mens, die in geestvorm als twee druppels water leek op zijn lichaam.

Tegelijkertijd met de "ha" was ook de "ka" gemaakt door de God Khnoem als twee identieke vormen. Aan de "ka" werd ook geofferd door de nabestaanden; dit was de meest aardse geest. Daarnaast kenden ze de "ren", een soort gedachtenvorm van de overledene. Het bestond uit zijn naam, die hem bij de geboorte was gegeven. De "shoet" was de zwarte gedaantevorm, de schaduwkant van de ziel. Na de"ka"-fase kon de geest van de overledene in de vorm van de "ba" wegvliegen als een soort vogel. Deze ba werd voorgesteld als een vogel met het gezicht van de overledene. In deze "ba-fase" was de geest dus al meer van de aarde verwijderd. Het verst verwijderd was de "akh", hetgeen "schijnen, stralen" betekent. Dit was de zuivere lichtvorm van de geest, die op de God der "Wijsheid" Thoth leek.

Dat de Egyptenaren ook in reincarnatie geloofden kan men indirekt aantonen. Helaas zijn alle geschriften daarover bij de grote brand van de bibliotheek in Alexandrië vernietigd (de Griekse historieschrijver Herodotus bevestigde dat zij in reincarnatie geloofden en de Egyptische priester Manetho noemde een aantal van 36.525 papyrusrollen, die hierover zouden hebben bestaan!). Het was de Egyptische God van de Wijsheid Thoth-Hermes die aan de wortels van het z.g."Hermetisme" heeft gestaan. Deze Hermetische werken verkondigen het volgende: "de ziel migreert van gedaante naar gedaante, de "huizen" van deze pelgrimstocht zijn menigvuldig". De Griekse filosoof en wiskundige Pythagoras, die door Egyptische priesters "geinitieerd" was, onderwees de doctrine van reincarnatie, van de transmigratie der ziel door verschillende incarnaties. Hij wist b.v. van zichzelf dat hij minstens vijf levens had gehad, een daarvan als de visser Pyrrhus en een als de krijger Euphorbus. Pythagoras verkondigde tevens de theorie dat het ook mogelijk zou kunnen zijn dat sommige mensen weer incarneerden in een dier of omgekeerd (als men in dit verband aan de akties van sommige "psychopaten" denkt, dan zou deze theorie wellicht aannemelijk kunnen klinken!).

In de Oudheid waren paranormale "orakels" een veelgebruikte manier om informatie over de toekomst te krijgen via de uitspraken van priesters of priesteressen, die mogelijk ofwel "helderziend" waren, of als een "medium" in contact leken te staan met overledenen (necromantie). In Egypte kende men het beroemde orakel van Amon in de Siwa-oase, waar zelfs Alexander de Grote naar toe reisde om een "voorspelling" te vragen. Maar bedrog was er ook op dat gebied; een aantal Egyptische tempels bezaten geheime ruimtes, waar priesters een stem van 'n overledene konden "nabootsen". In het oude Griekenland kende men een soortgelijk orakel: dat van Delphi, waar een "pythia" of orakelpriesteres in trance ging en zo geesten opriep of helderziende waarnemingen deed. Dat gebeurde meestal rond het middernachtelijk uur, bij een put met vuur.

Naast Pythagoras hadden ook andere Griekse wijsgeren een uitgesproken filosofie over de het hiernamaals en de menselijke "geest". Socrates beschikte zelf over paranormale en precognitieve talenten. Zijn leerling Plato, de bekende filosoof, erkende de pre-existentie van de ziel (de "nous"), die de dood overleefde en steeds nieuwe testen moest ondergaan door reincarnatie. De Griekse filosoof Empedocles schreef: "Ik was eens jongen én meisje, vogel en vis in het water. De natuur laat alles veranderen en kleedt de zielen steeds in nieuwe tunieken van vlees en bloed, huizen voor de zielen der mensheid". Hij was daarmee ook ver vooruit op de evolutietheorie van Darwin. Democritus geloofde niet in geesten, maar verkondigde wel dat alles, dus ook de ziel bestond uit de allerkleinste deeltjes. Deze "atomos"waren eeuwig en konden niet worden vernietigd.

Bekend is verder het verhaal van Homerus: de Odysseus, waarin een tocht door de "Hades" (dodenwereld of onderwereld) wordt beschreven, door middel van "necromantie"van de"pythia"Circe. Soortgelijke verhalen vindt men later terug bij de Romeinse schrijver Virgilius en Dante Alighieri. De Grieken kenden evenals de Egyptenaren in het hiernamaals verschillende gebieden, zoals de "acheron", het gebied van de pijn, waar rusteloze, verloren zielen vertoefden. De "hades" was omgeven door water en na het overlijden moest men met de veerman "Charon" de rivier de "Styx" worden overgezet. Deze veerman moest men betalen, een z.g. "obolos". Vandaar de gewoonte om de doden een muntje in de mond mee te geven. Men kende ook de"cocytus", de "rivier der kreunen" en de "phlegethon", de rivier van vuur, de "lethe" of de rivier van de vergetelheid. De hond met drie koppen "Cerberus" zorgde ervoor dat overledenen wel naar binnen konden, maar niet meer terug.

Hoewel de Romeinen veel materialistischer waren, hielden zij zich ook soms bezig met paranormale zaken. Zo gebruikten zij de oudste vorm van een z.g. "kruis- en bordséance" (ouija-bord) en benutten daarvoor een soort pendel in de vorm van een gouden ring, die ze boven een schaal met ingegrifde alfabet-letters hielden. Op deze wijze zou volgens Marcellinus in het jaar 371 juist zijn voorspeld wie de opvolger van keizer Valens werd. Daarop werden de letters "THEOD" aangegeven en het werd inderdaad Theodosius I, waarvan niemand had vermoed dat hij het zou worden!

In 150 v.Chr. namen de Romeinen een wet aan, die erop toezag dat er geen enkele wet meer zou worden aangenomen, zonder een consult van een orakel. De filosoof en staatsman Cicero schreef in 44 v.Chr. het boek "de divinatione", waarin hij het verschijnsel precognitie onder de loep neemt. Hij vraagt zich daarin af of voorspellingen wel nut hebben, omdat het lot waarschijnlijk toch al van tevoren vastligt. Daarmee loopt hij vooruit op de latere parapsychologische "interventie-paradox" (zie in dit verband hoofdstuk 6: FILOSOFIE ACHTER EVP) De Romeinen kenden verder 4 soorten geesten: de lares, lemures, larvae en de manes. Lares en manes waren volgens Cicero goede geesten. Op de 18e en 21e februari hadden de Romeinen "feestmaaltijden" om de goede geesten van hun voorouders te herdenken (manes di parentes). De lemures of larvae waren geesten die geen rust konden vinden vanwege een traumatische doodservaring en ongelukkig aan de andere kant waren.

De Romeinse dichter Virgilius beschrijft in zijn "Aeneid" de tocht van Aeneas door de dodenwereld ("Hades" of onderwereld), op zoek naar zijn overleden vader. Hij wordt door de veerman Charon overgezet over de Styx, de rivier die de aarde van de dodenwereld scheidt en belandt dan in de verschillende gebieden van het hiernamaals. Eerst ziet hij de geesten van overleden kinderen en onwetenden, vervolgens passeert hij de ongelukkige zielen van zelfmoordenaars. Dan komt hij langs de "treurvelden"" (lugentes campi), waar ongelukkige liefdes verblijven. Uiteindelijk belandt hij in het Elysium, de Elyseese velden van overvloed en geluk, waar iedereen danst en zingt. Daar ontmoet hij uiteindelijk zijn vader Anchises. Interessant is dat deze beschrijving uit de verre Oudheid verrassend overeenkomt met de uitkomsten van modern EVP-onderzoek...

De ontdekking van de Qumran rollen ("Dodezeerollen") tussen 1947 en 1956 gevonden in grotten bij de Dode Zee, leverden veel informatie over vroeg-Christelijke denkbeelden en het volk der Essenen. De Joodse historicus Flavius Josephus schrijft over de Essenen:"hun doctrine is dat het lichaam vergankelijk is, maar de ziel ontsterfelijk en eeuwig. Deze zielen bestaan uit zeer subtiele "lucht" en dalen neer in hun lichaam als een soort gevangenis". Het was de Joodse filosoof Philo Judaeus uit Alexandrië, die in het begin der jaartelling schreef: "de lucht is vol geesten (zielen). Zij die het dichtste bij de aarde staan, komen weer terug in sterfelijke lichamen, omdat ze weer willen leven. Zij zijn aards en lichamelijk ingesteld. Echter als ze hier weer in een lichaam wonen en al het sterfelijke om zich heen zien, dan willen ze terug naar de bron van oorsprong, het hemelse gebied dat hun vaderland is".

Het Christelijke geloof heeft daarentegen nooit iets willen weten van "reincarnatie". Weliswaar bestond in de prille beginfase van het Christendom de stroming van het "Gnosticisme"(gnosis=wijsheid). Deze gnostici hechtten geen waarde aan "geloven", maar aan "kennis". Pas onlangs ontdekte men nog het evangelie van Judas, eveneens op gnosticistische basis geschreven. Het grootste verschil met de Christelijke doctrine is dat de gnostici geloofden dat er twee Goden waren: een God, die zich met de aarde en haar chaos bemoeide (de God van het Kwaad of de "demiurg") en een God, die veel hoger maar onzichtbaar was en zich niet bemoeide met de aarde. Het andere verschil is het geloof in reincarnatie, waarin de gnostici wél geloofden. De laatste "restanten" van dit Gnosticisme waren de vroeg-Middeleeuwse "Katharen", die door de eerste Inquisitie in de 13e eeuw werden uitgeroeid.

De donkere Middeleeuwen

In de Hebreeuwse bijbel wordt gesproken over een "heks", die d.m.v. een "talisman" (kristal) de geest van de toen recent overleden profeet Samuel opriep op verzoek van Saul, de koning van Israël (de heks van Endor). Interessant is dat toen al in dit verband gesproken werd over een "heks", in plaats van een "mediamiek begaafd persoon" ofwel "medium". Dit was een eerste aankondiging van de latere heksenjachten...

Het Christendom kende de driedeling hemel, vagevuur en hel. Een "reis" door deze drie gebieden vinden we terug bij de Florentijn Dante Alighieri in zijn "Divina Commedia" (de Goddelijke Komedie) uit het begin der 14e eeuw. Hij maakt daarin een allegorische en fictieve tocht door de gebieden van het inferno (hel), purgatorio (vagevuur, ook wel louteringsberg genoemd) en paradiso (paradijs). Het aardse paradijs ligt volgens Dante op de top van de louteringsberg (waar de mensen moeizaam langs omhoog sjouwen) en volgens hem zou de hemel uit 9 sferen bestaan. Dit verhaal van Dante lijkt enigszins op dat van Virgilius en Homerus.

In de volgende"donkere" Middeleeuwen werden veel paranormale verschijnselen helaas als het werk van de "duivel" gezien en werden boeken over dit soort fenomenen door de Inquisitie vaak "misbruikt" om paranormaal begaafde personen op wrede wijze te liquideren. De intellectuele wijsgeren van weleer maakten van ongeveer de 15e tot de 18e eeuw plaats voor kortzichtige, paranoïde geloofsfanaten, die een ware heksenjacht openden op alles wat maar een beetje paranormaal geinterpreteerd kon worden... In het boek van Ulric Molitor over "tovenaressen en waarzegsters" (de laniis, 1489), wordt bijvoorbeeld letterlijk gezegd dat waarzeggen het werk van de duivel is. Dat was ook de reden dat voorspellingen over de toekomst (precognities) alleen nog maar konden worden gepresenteerd als z.g."astrologische berekeningen".

Slechts een enkeling, zoals de filosoof Agrippa von Nettesheim, probeerde het tij nog te keren met zijn objectief geschreven boek over paranormale verschijnselen "De Occulta Philosophia" uit 1531, waarin hij vooruitliep op later parapsychologisch onderzoek betreffende telepathie, precognities, uittredingen, etc. Omdat hij objectief en niet negatief tegenover deze verschijnselen stond, werd hij al gauw zelf voor "duivel" uitgemaakt. Nu komt het anno 2008 ook nog veelvuldig voor dat personen met een 0-percentage aan kennis omtrent wetenschappelijk parapsychologisch onderzoek nog steeds menen a priori te "mogen" oordelen over dit soort verschijnselen, maar het is gelukkig minder "gevaarlijk" als destijds... Een andere filosoof en wetenschapper uit die periode, Paracelsus, schreef eveneens over geesten, over een paranormale energie die er zou bestaan en zelfs over hypnose.

Ook andere wetenschappers gingen, ondanks de doodsbedreigingen van de Kerk, door met onderzoek op parapsychologisch (of zoals het in die tijd heette:"occult", oftewel" verborgen"gebied). Zo was daar bijvoorbeeld Dr.John Dee, persoonlijk adviseur van koningin Elisabeth I van Engeland, filosoof en occultist, die onderzoek deed naar"geesten". Dit gebeurde in het diepste geheim omdat hij zijn leven anders absoluut niet zeker was geweest. Het was op 25 mei 1581 dat Dee in z'n geheime dagboek ("Spirituall Diary", Bodleian library) schreef: "I had sight offered me in chrystallo and I saw!" Daarmee was hij een der eerste wetenschappers, die d.m.v. een kristallen bol paranormale waarnemingen deed. Eerst met de "scryer" ("ziener") Barnabas Saul en later samen met de mediamiek begaafde Edward Kelley experimenteerde hij zowel met deze kristallen bol, alsook met "mediamieke trances".

Zo kwamen zij naar verluidt in contact met o.a. de geest van een meisje van 9 jaar ("spirituall girle"), genaamd "Madimi" en de informatie die zij doorgaf werd in zijn dagboek als "angelic conversations"opgetekend. Dit contact bleef zo'n 7 jaar bestaan en verdween toen. John Dee vernoemde zelfs zijn dochter naar deze geest. Er waren ook andere geesten, die hij de "Enochian angels or spirits" noemde (naar oude Joodse literatuur). Ook noemde Dee ze in zijn "Libri Mysteriorum": "aethyren". Soms waren ze volgens Dee "merry and nowghty" (vrolijk en stout), wat ook wel overeenkomt met EVP-onderzoek. Een andere interessante parallel met EVP is dat deze geesten in de tijd van Dee soms zinnen of namen"achterstevoren" uitspraken. Bij EVP constateerde men ook dit merkwaardige verschijnsel dat goed verstaanbare zinnen soms in "reverse" kunnen worden beluisterd. Het Spiritual Diary van John Dee is het oudst bekende, gedocumenteerde onderzoek van mediamieke contacten met de geestenwereld. Zijn onderzoek werd daarna overigens belachelijk gemaakt en als het werk van de "duivel" beschreven door de schrijver Casaubon in 1659. Daarna was het lange tijd stil rond het spiritisme...

Totdat in 1745 de filosoof Emanuel Swedenborg besloot als wetenschappelijke vorser en visionair de wereld der geesten te verkennen. Hij deed dit d.m.v. dromen, visoenen en uittredingen. Na de donkere periode der Middeleeuwen staat hij weer aan het begin van een nieuwe oplevende interesse voor het hiernamaals. In 1758 publiceerde hij daarover het boek "Een Verslag over de Hemel en de Hel, met alle Wonderlijke Dingen daarin"(De Coelo et de Inferno). In het voorwoord schrijft hij: "de kerk-mens weet heden ten dage nauwelijks iets van de hemel, de hel en het leven na de dood".

Dertien jaar lang had hij de wereld aan de andere zijde kunnen aanschouwen en betreden en hij vond dat de tijd nu rijp was om de mensheid daarover te informeren. Hij schrijft:"de ziel betreedt de wereld van de geesten, maar behoudt zijn gevoelens en gedachten. De geestenwereld is een tussenstadium tussen hemel en aarde. Het leven daar komt zoveel overeen met het leven op aarde, dat velen niet eens beseffen dat ze dood zijn. Alle menselijke zintuigen blijven bestaan: geesten lopen, spreken, slapen en ontwaken als in de vorige wereld". Swedenborg beschrijft de huizen van de geesten, hun kleding, hun bezigheden en de manier waarop zij andere, "onwetende" geesten door kennis geleidelijk "opwaarts" voeren naar een steeds volmaakter bestaan.

Interessant is trouwens de grote overeenkomst tussen de uitspraken van Swedenborg over het hiernamaals en de uitkomsten van EVP-onderzoek! In het hiernamaals had Swedenborg veel bekenden weer ontmoet, "sommigen lang geleden al gestorven, anderen pas kort". De dichter Goethe liet zich door de boeken van Swedenborg inspireren tot zijn "Faust".

19e eeuwse hausse van het Spiritisme

Afgezien van een enkeling zoals G. Dedekind, die in 1793 een boekje schreef over de "Waarschijnlijkheid dat Geesten zowel in de buurt van de Levenden zijn alsook op ze kunnen inwerken", werd er vrijwel geen onderzoek naar gedaan. Wel ontstond in de 18e eeuw het "Magnetisme" of het "Mesmerisme", genoemd naar de arts Mesmer, die onderzoek deed naar paranormale verschijnselen. Het duurde echter tot 1848 totdat er een opleving ontstond op het gebied van het spiritisme.

De Fransman Alphonse Cahagnet publiceerde in dat jaar zijn spiritistische aantekeningen die hij had gemaakt met een aantal mediums, waaronder Adèle Maginot. Deze mediums had hij veel vragen gesteld over het leven en de omstandigheden na de dood. Zijn 3 boeken heetten "Arcanes de la vie future dévoilés" ofwel "de geheimen van het toekomstige leven na de dood onthuld": de bezigheden der ziel na de scheiding van het lichaam. In hetzelfde jaar werden in het plaatsje Hydesville in Amerika "klopsignalen" gehoord in het huisje van de gezusters Fox. Op basis van een soort "klopalfabet" kon men in contact komen met een "geest", die zich Charles Rosma noemde, een marskramer die in dit huis zou zijn vermoord. In 1904 werd er achter een spouwmuur van het bewuste huis een skelet ontdekt, met daarnaast een marskramers koffer...
 

 

Dit voorval triggerde een ware hausse aan spiritistische seances in de loop der 19e en begin 20e eeuw.

Veel spiritistische stromingen zijn hierop geënt. Men denke aan esoterie, channeling, theosofie, antroposofie, New Age, etc. Helaas werd echter in het verleden bij al die Victoriaanse seances ook vaak bedrog gepleegd.

Zelfs mediums, die onder goed gecontroleerde omstandigheden op een bepaald moment bewijskrachtige fenomenen vertonen, kunnen op een ander moment gaan "faken" uit een soort prestatiedrang.


Bedrog is trouwens een euvel waar parapsychologisch onderzoek vaak last van heeft gehad. Debunkers hebben dat in het verleden dikwijls uitgebuit door te zeggen: "Zie je wel, het is allemaal flauwekul!", maar dat doet absoluut geen recht aan anderhalve eeuw goed gecontroleerd wetenschappelijk parapsychologisch onderzoek. Omdat het in deze wetenschap gaat om grensverleggende theorieën, moet men uiteraard bijzonder hoge eisen stellen aan het bewijsmateriaal. Maar men mag absoluut in dit verband niet het kind met het badwater weggooien. Dat op zich zou absoluut onwetenschappelijk zijn!

Een interessant parapsychologisch experiment voerde een groep onderzoekers van de Toronto Society for Psychical Research in 1973 uit o.l.v. mevr. Iris Owen. Zij verzonnen een "fictieve geest", die ze de naam "Philip" gaven, maakten een verzonnen portret van hem en plaatsten hem zogenaamd in de 17e eeuw... Vervolgens kregen zij met een ouderwetse Victoriaanse seancevorm authentieke klopsignalen, die de naam "Philip" doorgaf, maar ook antwoorden die niet betrekking op hem hadden. Merkwaardig genoeg begon de tafel te bewegen, zonder dat iemand hem aanraakte. Op een gegeven moment vloog hij zelfs ondersteboven!

Men moet echter ook aan deze experimenten uit 1973 hoge wetenschappelijke eisen stellen en dan blijkt dat het helemaal niet zeker is dat een fictieve, verzonnen figuur zich manifesteerde. Bij mijn eigen onderzoek naar het EVP-verschijnsel heb ik soms kunnen constateren dat enkele geesten aan de andere kant er blijkbaar plezier in kunnen hebben om een opgeroepen persoon te gaan "imiteren". Na een paar vragen vallen ze dan meestal door de mand. Iets dergelijks kan ook gebeurd zijn bij de experimenten van Iris Owen. Zij schreef hierover het boek: "Conjuring up Philip, an adventure in psychokinesis", 1976.

De theorie dat hier uitsluitend onderbewuste psychokinetische vermogens van de aanwezigen een rol speelden ("animistische hypothese"), sluit de "spiritistische hypothese" in dit geval absoluut niet uit. Met alle kennis die er momenteel op EVP-gebied bestaat, is het Toronto- experiment van 1973 heel goed te vertalen naar parapsychologische EVP-ervaringen. Zij het dat bij EVP duidelijker kan worden geanalyseerd wie we precies "aan de lijn" hebben!

Voor het eerst in de geschiedenis van het spiritisme bestaat er nu een objectieve registreerbare en onder alle omstandigheden herhaalbare wetenschappelijke methode in de vorm van EVP-onderzoek, dat mijns inziens een voortbestaan na de dood absoluut kan bewijzen. Wellicht dat in de toekomst spiritisme hierdoor niet meer een geloof, maar een wetenschappelijke overtuiging wordt.... Maar het blijft interessant om het spiritistische gedachtengoed door de loop der eeuwen te vergelijken met uitspraken, die bij het EVP-verschijnsel naar voren komen. En dan blijkt dat veel menselijke ervaringen in de loop der tijd vrijwel synchroon lopen met de uitkomsten van EVP-onderzoek...

 



 

 

© Hans Kennis